OPWEKKINGSBEWEGINGEN IN DE KERKGESCHIEDENIS
Doelstellingen Algemeen:
Inzicht krijgen in Gods daden op bijzondere momenten van de kerkgeschiedenis,
opdat wij verstaan welke (bijbelse) principes ten grondslag liggen aan een
opwekking in het verleden, heden en toekomst.
Specifiek:
1) De algemene principes van een opwekking te leren kennen.
2) Bijzondere gebeurtenissen in de geschiedenis der kerk (gemeente) te zien
in het licht van hun kontekst en betekenis in het heden.
3) Waardering te krijgen voor Gods werk door de eeuwen heen.
4) Te worden uitgedaagd door voorbeelden van mannen en vrouwen Gods, die
hun leven hebben ingezet voor de verspreiding van het evangelie (Hebr. 13:7)
5) Historische verbanden en correlaties herkennen.
6) Inzicht te krijgen in enkele bijzondere opwekkingen in Nederland.
7) Een overzicht te verkrijgen van de opwekkingen in deze eeuw met name de
Definitie en kenmerken van opwekking
Opwekking (van Dale) = Het opwekken uit de slaap of de dood
engels: revival re=weer vivere=leven
vernieuwing = weer nieuw maken
Definitie D.W. Dayton:
Opwekking is een spontaan geestelijk ontwaken door de Heilige Geest, bewerkt
door belijdende christenen in de gemeente, hetgeen resulteert in een verdiepte
geestelijke ervaring, een heilig leven, evangelisatie en zending, het verlenen
van onderwijs en diakonale hulp en reulteert in sociale hervorming.
(The New International Dictionary of the Christian Church, p. 844)
Charles Finney:
"Een opwekking is geen wonder, maar het juiste gebruik van de
middelen die God ons aanreikt."
Paul van der Laan: "Een bijzondere openbaring van Gods kracht en persoonlijkheid
in de levens van mensen, waardoor de Weg, de Waarheid en het Leven op grote
schaal zichtbaar wordt en gestalte krijgt in de gemeente."
Tekenen van opwekking:
a. Toenemend gebedsverlangen, soms gepaard gaande met diep schuld
besef/belijdenis
b. Bijzondere werkingen van Gods Geest
c. Vele zielen komen tot bekering
d. Herleving in de gemeente
e. Grote blijdschap en gebedsverhoring
Opwekkingen in de bijbel:
Gen. 35:1-15, 2 Kron 15:1-5, 2 Kron. 23 & 24, 2 Kron 29-31, 2 Kron 34 & 35, Ezra
5 & 6, Neh 9 & 12:44-47, Joh. 6:1-15, Hand.2-28.
Kenmerken van deze en andere opwekkingen:
1. Komt vaak in een tijd van diepe en morele duisternis
2. Vaak voorafgegaan door een tijd van formalisme en/of ritualisme.
3. Is een antwoord op innig en aanhoudend gebed van een enkeling of een
groep(je) gelovigen.
4. Brengt mensen terug naar Gods woord en opent een verlangen tot aanbidding.
5. Brengt scheiding tussen licht en duisternis, waarheid en leugen, echt en
namaak, afscheiding van zonden en afgoderij.
6. Terugkeer tot God de Schepper
7. Brengt voorspoed en blijdschap
De redenen van groei van de eerste gemeente
Verbazende groei in de eerste drie eeuwen
Kenmerken van de eerste gemeente volgens A. Harnack:
1. Offervaardigheid
2. Onderhouden van leraren en ambtsdragers
3. Onderhouden weduwen en wezen
4. Onderhouden van zieken, zwakken en invaliden
5. Zorg voor gevangenen en mijnarbeiders
6. Zorg voor begrafenissen van armen en alle doden
7. Zorg voor slaven
8. Zorg voor mensen in noodgebieden
9. Werkverschaffing
10. Reisgeld
Voorbeelden: Brief aan Diognetius
Polycarpus (ca. 70-155)
Les 2: Montanus, ketter of krachtpatser?
Montanus trad omstreeks 170 in Phyrgië op. Hij was vergezeld van twee
profetessen: Prisca en Maximilla
Kenmerken:
Ascese, bidden en vasten
Profetische gaven (glossolalie en profetie)
Reactie op doodse kerk
Nadruk op eindtijd
Belangrijkste volgeling: Tertullianus (160/170-215/220)
Ierse monniken, mystiek en zendingsijver
Stichter: Patricius of Patrick (389-461) - Apostel der Ieren
Kenmerken: Integratie met Keltische gewoonten
- Zelfstandige ontwikkeling van Rome
- Aandacht voor mystiek
- Eigen kalender
- Grote zendingsijver
- Soms kluizenaars
- Andere haardracht
- Monniken konden trouwen
- Zwervers voor Christus
- Dichte, iglo-achtige, gebedshuizen
- Georganiseerde boetedoening
- Belangstelling voor wetenschap
Bekende zendelingen:
Columbanus de oudere (560 - Schotland)
Columbanus de jongere (591 - Frankische rijk en Italië)
Willibrordus (688 - Nederland)
Ook Bonifatius was door de Ierse monniken beïnvloed
Franciscus van Assisi, een rijke bedelaar
Franciscus van Assisi (1182- 1226), stichter van eerste bedelorde (z.g.
Minderbroeders) Klein van gestalte groot van daden. Durfde de paus aan te
klagen. Orde werd in 1210 aanvaard. Franciscus had bijzondere gaven:
communiceren met dieren, gaven van genezing, spreken in talen. Hij noemde zijn
volgelingen "joculatores Dei" (komedianten voor God) en predikte het evangelie
in onbevangen vreugde. Koos voor armoede en ascese als tegengif voor de
verwereldlijkte kerk. Uiteindelijk verviel ook zijn orde in ongebreideld
materialisme.Wat leren wij van de bewegingen genoemd in de eerste twee lessen?
Eerste gemeente: Het getuigenis van christenen door woord en daad heeft
een maatschappijhervormende werking.
Montanus:
De uitoefening van de geestesgaven zijn wezenlijk voor een levende gemeente, mits de uitingen in juiste bijbelse banen worden
geleid.
Ierse monniken:
Oorspronkelijke geloofsbeleving gepaard met gebed leidt
tot zendingsijver.
Franciscus van Assisi:
Een overgegeven leven aan de Heer over stijgt
wereldse waarden en brengt vreug de en vrucht voort.
Les 3 Voorlopers van de reformatie:
a. Geert Grote en de moderne devotie
Bron: C.C. ed Bruin, E. Persoons en A.G. Weiler, Geert Grote en de moderne
devotie, Zutphen: De Walburg Pers, 1985.
Geert Grote (1340-1384)
Geboren in Deventer, waarvan zijn vader (Werner) in 1348 burgemeester werd.
Beide ouders stierven in 1350 aan de pest. In 1358 (!) haalde hij in Parijs een
licentiaat. Werd kanunnik in Aken (1368) en Utrecht (1372). Toen hij in 1372
door een dodelijke ziekte getroffen was, weigerde een priester hem de
sacramenten ten zij hij zijn boeken over de zwarte kunst verbrandde. Dit liet
hij doen op de markt, waarna terstond genezing intrad. Zijn leven veranderde
radikaal. Veranderde:"van rijk tot arm, van trots tot nederig, van smulpaap tot
onthoudend". Zag af van kerkelijk inkomen: "Ik wil mijn leven ordenen naar de
glorie en eer en dienst van God en tot heil van mijn ziel." Droeg zijn huis in
1374 over aan de gemeente voor de huisvesting van arme vrouwen. Stelde
leefregels op, waaruit een verlangen naar innerlijke vrede en devotie spreekt.
Begon in 1379 boetepredikingen te houden met name aan de armen: "Trek je 's
nachts terug in het gebed, ga op de werkdagen het platteland op, maar ga op de
feestdagen naar de stad om daar als Christus tegen de farizeeën en
schriftgeleerden, de priesters en vorsten te prediken." Prediking was gericht op
bekering en boetedoening. Nadruk op zelfheiliging, rust en contemplatie. Ageerde
tegen de handel in kerkelijke diensten en eigen bezit van monniken. Hierdoor
krijgt hij in 1384 een preekverbod. In zijn huis ontstond een leefgemeenschap
voor vrouwen in het huis van zijn vriend Florens Radewijnsz een
mannengemeenschap. Hier werden de regels na Grote's dood nader uitgewerkt. In de
15e eeuw telde men al tenminste 34 huizen van "zusters des gemenen levens" in
Nederland. De mannengemeenschappen legden zich toe op zielzorg aan de
zustershuizen, zielzorg en onderwijs aan de schooljeugd en kopiëren van
handschriften. In 1500 waren er 39 huizen in Nederland,
België Duitsland en Polen.
Bekendste volgeling Thomas van Kempen (1379-1471) en zijn boek "Imitatio
Christi" (navolging van Christus).
b. John Wyclif (1329-1384)
Prominente kerkelijke hervormer. Was een van de leidinggevende filosofen aan de
universiteit van Oxford. Viel corruptie van de geestelijkheid aan. Werd in 1377
door paus veroordeeld. Ageerde tegen de tarnsubstantiatieleer, het pausdom,
religieuze orden en heiligenverering. Propageerde bijbellezing voor het volk.
Vertaalde de Vulgaat (latijnse bijbel) in het engels.
Volgelingen werden "lollarden" (Mompelaars of mopperaars) genoemd. Deze dienden
in 1395 bij het parlement een bezwaarschrift in tegen o.a.: kerkelijke
hiërarchie, het celibaat, gebeden voor de doden en kunst in de kerk. Vanaf 1401
werden zij vervolgd, opgehangen en verbrand. Hierdoor moesten zij voornamelijk
ondergronds werken. Waren uitermate populair onder het volk en bereiden de komst
van het Lutheranisme voor.
c. Jan Hus (1369-1415)
Docent aan de universiteit van Praag. Nadruk op persoonlijke vroomheid en
zuiverheid in levensstijl. "Alleen God kan vergeven." "Een christen mag een
slecht bevel niet opvolgen." Ondanks een vrijgeleide van de paus voor het
concilie van Constanz (1415), werd hij aldaar verbrand Zijn laatste woorden wa
ren:"Vandaag verbrandt gij een gans, maar over honderd jaar zal er een zwaan
opstaan", waarna hij de apostolische geloofsbelijdenis prevelde. Zijn
volgelingen, de Hussieten, werden sterk vervolgd. Samen met de Waldenzen
(volgelingen van Pierre Valdes) en de Lollarden vormden zij de voorbereiders van
de reformatie. Het geloof van de Hussieten wordt historisch voortgezet in de
Moravische broeders en Hernhutters.
Les 4
a. (Ana)baptisten, de reformatie van het volk
Ontstaan in 1523 te Zürich onder Konrad Grebel en Felix Manz. Zij braken met U.
Zwingli in 1523 vanwege hun verwerping van de kinderdoop. Door de na het
afleggen van een geloofsbelijdenis werden zij "nieuwe mensen". Overige
kenmerken:
Tegen elke vorm van staatsinmenging in de kerk.
Congregationalistische kerkstructuur (m.b.t. gezag)
De transubstantiatieleer wordt verworpen.
De eed wordt niet christelijk geacht. (Matth. 5:33-37)
Roeping tot liefde (weigerden geweld)
Zij wilden een volledige herbouw van de kerk ("restitutie") naar het model van
de eerste gemeente.
Luther verklaarde aanvankelijk dat "het belangrijker was Gods woord te
verkondigen dan te dopen" en vond de kinderdoop "veiliger". Toen het
meningsverschil zich toespitste noemde hij de dopers "gluiperds"en "predikers
achter de deur".
Melchior Hofman (1495-1543) bracht de boodschap van de dopers over naar
Nederland (1530) samen met een sterke eschatologische verwachting. Reeds aan het
begin van de reformatie (o.a. Cornelis Hoen) waren er echter al Nederlanders die
de kinderdoop afwezen. De eschatologische verwachtingen worden op militante
wijze ingevuld als men van de duitse stad Münster het nieuwe Jeruzalem wil maken
(1533-1534). Deze excessen onder leiding van Jan Matthijsz en Jan van Leiden
maken de dopers in Nederland extra verdacht. Van 1534 tot 1550 worden zij hevig
vervolgd en zijn bijna alle plakaten direct tegen hen gericht. Onder leiding van
Menno Simons (1496-1561) onstaat een meer passivistische stroming. Hieruit
groeien de Mennonieten en Doopsgezinden. Tijdens zijn leven zijn er echter al
geschillen. Er ontwikkelt zich een strakke kerkstructuur met soms extreme vormen
van tucht en ban. De schuldbelijdenis wordt erg belangrijk. Nochtans kan gesteld
worden, dat als het volk de vrije keuze was gelaten Nederland dopers was
geworden in plaats van calvinistisch. De aanvankelijke groei was
verbazingwekkend. Zoals iemand concludeerde:"Het belangrijkste verwijt dat men
de dopers kan maken, is dat zij in de verkeerde tijd zijn ontstaan."
b. John Knox "Geef mij Schotland of ik sterf"
John Knox (ca. 1514-1572) predikte aanvankelijk het Lutheranisme in Schotland.
In 1547 werd hij gevangen genomen en diende hij twee jaar als galeislaaf. In
1553 bekeerde hij zich tot Calvinisme. Op aandrang van Calvijn werd hij
predikant van de engelstalige gemeente te Frankfurt. Vanaf 1556 werd hij
predikant in Geneve. In 1559 keerde hij definitief terug naar Schotland. Hij was
een vurig prediker. De reformatie werd een volksbeweging. Beelden- en
kloosterstormen braken uit. Onder zijn leiding werd het (aangepaste) Calvinisme
de staatsgodsdienst. In 1560 werd in één week een geloofsbelijdenis opgesteld
en door het parlement aanvaard. In 1569 moest Mary Stuart zelfs vluchten.
Knox had een sterk roepingsbesef. Hij was zeer bewogen voor Schotland en kon
daarin zelfs meedogenloos zijn. Mary Tudor zei eens:"Het enige waar ik bang voor
ben is het gebed van John Knox."
c. Puriteinen
De eerste Puriteinen wilden de vrijheid om zichzelf te kunne zijn, niet gebonden
aan de strikte regels van een formalistische kerk. John Hooper (????-1555), de
vader van de puriteinen, was een vermaard prediker. Sommigen hielden hem voor
een profeet. Hij weigerde in 1550 aanvankelijk zijn benoeming tot bisschop van
Gloucester, vanwege zijn aversie tegen ambtskleding. Hij wilde "een zuivere kerk
en een zuiver leven." Toen onder leiding van koningin Elisabeth vaste kerkvormen
werden opgedrongen, begonnen de puriteinen eigen samenkomsten ("prohecyings") te
organiseren.Hun nieuwe leider Thomas Cartwright (1535-1603) bepleitte een
gelijkschakeling van alle ambtsdragers. Aanvankelijk benadrukten de puriteinen
vooral het vasthouden van de zuivere leer (e.g. Calvijn-Beza-Bullinger). Later
werd het vooral een levenswijze: persoonlijke bekering, heiliging, gebed, hoge
moraal. Velen trokken naar Amerika. In Massachusetts werd getracht een
model-kerk te bouwen. Tevergeefs trachtten zij de engelse staatskerk te reinigen
van alle middeleeuwse katholieke overblijfselen.
d. Piëtisten
Piëtas=vroomheid. Aanvankelijk een scheldwoord.
Kenmerken:
Nadruk op heilig leven
Bijbel = Persoonlijke brief
Neiging tot mysticisme
Aandacht voor de praktijk (diakonie)
Ontstaan in Duitsland als reactie op het te gesystematiseerde geloof. Phillip
Jacob Spener (1635-1705), luthers predikant te Frankfurt, gaf in 1675 het boekje
"Pia Desideria" (vrome wensen) uit, waarin hij de grondslagen van het piëtisme
uiteenzette. Voor het herstel van de kerk had hij het volgende aktieplan:
1. Bestudering van de bijbel, persoonlijk en gemeenschappelijk.
2. Algemeen priesterschap van alle gelovigen.
3. Werken der liefde (naastenhulp, diakonie etc.)
4. Door gebed en goed voorbeeld anderen winnen voor het evangelie.
5. Noodzakelijke onderwijsvernieuwing. Universiteit moet een werkplaats van de
Heilige Geest zijn. Godsvrucht moet getoond worden bij leraren en studenten.
6. Begrijpelijke, eenvoudige predikingen i.p.v. geleerde oraties.
Tijdens de preekbesprekingen werd vooral over het persoonlijke zieleleven
gesproken.
Zijn opvolger August H. Francke (1663-1727) stelde de zielzorg en diakonie
centraal. Hij stichtte veel weeshuizen en scholen. Halle, met name de
universiteit, werd het nieuwe centrum van het piëtisme. In Nederland vind je de
invloed van de puriteinen en piëtisten vooral terug in de stroming van de z.g.
"nadere reformatie", waar dit gepaard met een strak Calvinisme zich ontwikkelde
tot een ingetogen, soms wettisch, heilig geloofsleven (G. Voetius 1583-1676
e.a.).
Wat leren wij van de personen en bewegingen genoemd in de derde en vierde les?
a. Geert Grote: Dat er een correlatie is tussen persoonlijke bekering, een
gebedsleven en aktief geloof.
b. John Wyclif: Dat het Woord van God toegankelijk moet zijn voor alle
gelovigen.
c. Jan Hus:
Dat het Woord van God gepaard moet gaan met een zuivere levenswandel.
d. (Ana)baptisten:
Dat de herontdekking van het Woord Gods moet leiden tot een persoonlijk geloof en integratie in de gemeente van Jezus Christus.
e. John Knox:
Dat de kracht van het evangelie sterker is dan wereldse machthebbers.
f. Puriteinen: Dat een levend geloof heiliging en een hoge moraal
impliceert.
g. Piëtisten:
Dat ook je gevoel een rol speelt in het geloofsleven en dat dit subjectivisme bepaald niet sociale hulp uitsluit.
Les 5:
a. De Camisarden, verguisde franse profeten
Ontstaan aan het einde van de 17e eeuw in reactie op het Edict van Nantes van
1685. Na een periode van passieve weerstand (1686-1698) trachtten zij mede op
grond van overspannen apokalyptische verwachtingen gewapenderhand hun vrijheid
te waarborgen. In 1702 brak hun opstand uit in de Cevennen. Er was een
legermacht van 60.000 man nodig om hun 3.000 aanhangers te bedwingen. De
Camisards verdedigden de stelling dat de gaven van de Geest bedoeld waren voor
alle generaties. Het spreken in talen was voor hen een bekend fenomeen. In 1704
kregen zij "generaal pardon" mits zij de wapens neerlegden. Een aantal van hen
vluchtten naar Engeland waar zij de sekte van de "Franse Profeten" vestigden.
b. Quakers, een sociaal reveil?
In angloamerikaanse gebieden beter bekend als "Society of Friends". Kwamen
voort uit de Engelse puriteinen. De term "Quaker" ontstond in 1650 omdat men in
deze kringen geacht werd te beven voor het Woord van God. De eerste leider
George Fox (1624-1691) predikte de "Nieuwe eeuw van de Geest". In 1643 verliet
hij zijn familie en beroep (schoenmaker) op zoek naar verlichting. Na een
moeizame zwerftocht kwam hij in 1646 tot het "Innerlijke licht van de levende
Christus". In 1649 werd hij gevangen gezet toen hij de kerkdienst te Nottingham
onderbrak, met een pleidooi om de Schrift en Heilige Geest onvoorwaardelijk te
volgen. Door de agressieve evangelisatie van zijn volgelingen, werden de Quakers
al spoedig vervolg. Hierdoor vluchtten velen naar Noord Amerika. Een bekende
leider daar werd William Penn (1644-1718), die een kolonie in Pennsylvenia
stichtte. De Quakers wilden zich met name laten leiden door het "innerlijke
licht" en wachten tot "de Geest in en door hen sprak". Zij verfoeiden
sacramenten, ceremoniën en ambtsdragers. Nadruk werd gelegd op de priesterschap
van alle gelovigen (zowel mannen als vrouwen). Later werden zij vooral bekend
door hun sociale betrokkenheid en pacifisme. Als een van de eersten vochten zij
de slavernij aan.
Aan het einde van de 18e eeuw ontstonden onder de Quakers in New York een sekte
de "Shakers" genaamd. Onder leiding van Moeder Ann Lee ( 1784) werden zij bekend
door hun sterke wederkomstverwachting, celibaat, gemeenschap van goederen,
eenheid van kleding, gaven van genezing en ongestructureerde vrijheid van
aanbidding (dansen, lachen, zingen, schudden etc.). Onder de Shakers kwam ook de
gave van talen veelvuldig voor. Op hun hoogtepunt telden de Shakers 6.000
aanhangers in 18 verschillende vestigingsplaatsen.
c. De Hernhutters
Moravische vluchtelingen (volgelingen van Jan Hus) zochten een rustig onderkomen
en vonden dit na een eeuwenlange zoektocht op het te Hernhutt (1722) onder de
hoede van Graaf Nicolas Ludwig von Zinzendorf (1700-1760). Zinzendorf was
aanvankelijk sterk beïnvloed door het Piëtisme. Als student richtte hij de "Orde
van het mosterzaadje" op. Samen met de Moravische broeders legde hij grote
nadruk op gebed en zending. Karakteristieken:
1) Grote zendingsijver
2) Dienstverlenend
3) Onderlinge liefde op grond van persoonlijke redding
4) Diepe en emotionele godsdienstige expressie.
In de eerste twee jaar kostte de zending 22 doden. In 1760 telden de Hernhutters
reeds 226 zendelingen.
Les 6:
a. Het Methodisme, een opwekkingssysteem?
Stichter: John Wesley (1703-1791). Als student stichtte hij in Oxford "The Holy
Club" (1729-1735). Ging samen met zijn broer Charles in 1735 op zendingsreis
naar de U.S.A.. Op de boot raakte hij onder de indruk van het leven geloof van
de Hernhutters. In 1737 kwam hij tot bekering en ontving geloofszekerheid. Hij
richtte sociëteiten op en begon met openluchtpredikingen. Reisde > 400.000 km,
meest ter paard, predikte > 40.000 keer (15x per week). Wilde zelf geen nieuwe
kerk stichtten, maar de Anglikaanse Staatskerk vernieuwen, maar zijn
onconventionele methodiek leidde tot een breuk. Bijzonder was de vaste
methodische werkwijze: b.v. het stelselmatig rouleren van de predikanten; het
onderverdelen van de sociëteiten in klassen van ten hoogste 12 personen, waarvan
de leider wekelijks de vaste bijdrage ophaalde. Het Methodisme verspreidde zich
razendsnel. In 1801 waren er reeds 90.000 aanhangers in Engeland, 500.000 in
1850 en 800.000 in 1990; daarna afgenomen. Het Methodisme speelde veel soepeler
in op de veranderde maatschappelijke situatie (industrialisatie), waarvoor de
kerk te log en te elitair geworden was. Door organisatorische en leerstellige
verschillen ontstonden al spoedig vele aftakkingen.
b. Opwekkingspredikers aan de andere kant van de grote plas
i. Jonathan Edwards (1707-1758)
Perry Miller noemt hem "De grootste filosoof-theoloog, die Amerika tot nu toe
gekend heeft". Op zijn 13e kende hij al Hebreeuws en Grieks. Werd in 1724
predikant te Northampton. Onder zijn prediking ontstond de eerste "Great
Awakening" (1734-1735 & 1740-1741). Nagenoeg de hele stad Nort hampton kwam tot
bekering. Was nauw bevriend met George Whitefield. Na een conflict over
toelatingsvoorwaarden voor het heilig avondmaal werd hij in 1750 afgezet,
waarna hij zendeling werd onder de indianen. In 1757 accepteerde hij na lang
aandringen de functie van president van Princeton College, niet lang daarna
stierf hij aan de pokken.
ii. George Whitefield (1714-1770)
Engelse prediker. Terwijl hij in Oxford studeerde kwam hij tot bekering en sloot
zich aan bij de "Holy Club" van John Wesley. Na zijn eerste vurige preek, kreeg
de bisschop de klacht dat vijftien mensen "gek waren geworden". Ging in 1737
voor zijn eerste zendingsreis naar de staat Georgia in de Verenigde Staten. J.C.
Ryle zegt over Whitefield:"Nooit was er een prediker, die zijn gehoor zoals hem
34 jaar lang kon boeien.". Whitefield sprak wel zo'n 20 keer per week. Tijdens
de opwekking kwamen er in korte tijd tussen de 30.000 en 50.000 mensen tot
bekering
Whitefield werd een aanhanger van het z.g. "New England Calvinisme" en kwam
hierdoor in conflict met John Wesley die uitgesproken "Arminiaan" was m.b.t.
Gods uitverkiezing.
iii. Timothy Dwight (1752-1817)
Vermaard theoloog en leraar. Van 1795 tot zijn dood was hij president en
professor in de theologie te Yale. Onder zijn prediking begon in 1802 een
geweldige opwekking. Eenderde van de studenten kwam tot bekering (de z.g.
"Second Great Awakening"). Velen van hen gingen de zending in. Overal werden
z.g. "Campmeetings" georganiseerd.
iv. Charles G. Finney (1792-1875)
Amerikaans opwekkingsprediker. Aanvankelijk jurist te New York. Kwam na
persoonlijke bijbelstudie in 1821 tot bekering. Vanaf 1824 begon hij te prediken
binnen de Presbyteriaanse kerk. Acht jaar lang leidde in de Oostelijke Staten
opwekkingsdiensten met buitengewone resultaten. Hierna trad hij op als
onafhankelijk prediker. Leidde meer dan 500.000 mensen tot de Heer en terug tot
de kerken. Introduceerde de zondaarsbank. Zocht een interkerkelijke opwekking
onder de leken. Hield van 1857-1859 gebedssamenkomsten in New York. Vele
schouwburgen veranderden in gebedshuizen Vanaf 1835 werd hij tevens professor in
de theologie aan de universiteit te Oberlin, Ohio.
v. Dwight L. Moody (1837-1899)
Amerikaans evangelist. Werkte aanvankelijk in een schoenwinkel. In 1856
verhuisde hij naar Chicago waar hij een succesrijk zakenman werd. Vanaf 1860
weidde hij zich volledig aan de verkondiging van het evangelie, met name aan
"Zondagsschool" en Y.M.C.A.-werk. (Young Man's Christian Organization). Tijdens
zijn derde bezoek aan Groot Brittanië in 1873 ontstond een geweldige opwekking.
Samen met zijn zanger Ira D. Sankey trok hij meer dan 2½ miljoen mensen. Hierna
werden ook zijn samenkomsten in de Verenigde Staten massaal bezocht. Nog meer
dan een prediker was hij een "doener". Hij stichtte allerlei scholen, waarvan
het "Moody Bible Institute" (in 1886 oorspronkelijk opgericht als de "Chicago
Evangelization Society") tot op heden bekend is. Hij predikte tot meer dan een
miljoen mensen.
Wat leren wij van de personen en bewegingen genoemd in de vijfde en zesde les?
a. De Camisarden: Dat de Geestesgaven niet mogen worden misbruikt om Gods
beloften voor de toekomst in eigen kracht af te dwingen. Met andere woorden: de
charismata mogen geen reden geven tot zelfverheffing.
b. Quakers: Dat er een priesterschap is van alle gelovigen, die ook
buiten de gemeentedeuren zichtbaar dient te zijn.
c. De Hernhutters: Dat een personlijk leven met de Heer en gebed dient uit
te monden in zendingsvisie.
d. Het Methodisme:
Dat de boodschap van het evangelie levend moet zijn voor alle generaties en alle lagen van de bevolking.
e. Opwekkingspredikers U.S.A.:
i: Dat er in een nieuwe setting opwekkingen mogen worden verwacht.
ii: Dat een opwekking overal kan ontstaan (zelfs onder studenten).
iii: Dat één persoon in de kracht van God duizenden kan bereiken met het
evangelie.
Les 7: Opwekkingen in Nederland
a. De Nijkerkse beroerten: als een preek levend wordt
b. Het réveil in de 19e eeuw: een aristocratische opleving
Kenmerken Europees Réveil vann de 19e eeuw:
i.: Nadruk op het werk van de Heilige Geest in de diepten van het mensenhart
ii.: De Bijbel is het gezaghebbende en onfeilbare woord van God
iii: Bekoring voor kleine kring
Ontstaan in Schotland waar de gebroeders James en Robert Haldane in 1798 al hun
bezittingen verkochten om zich volledig te kunnen wijden aan de verkondiging
van het evangelie. In 1805 hadden zij reeds 200 evangelisten opgeleid. Via
Zwitserland waaide her Réveil over op Nederland, waar het vooral in
aristocratische kringen weerklank vond. De hofprediker van Willem I, Merle
d'Aubigné (1794-1872), was een van de eerste propogandisten. Isaäc da Costa
(1798-1860), een jood en leerling van Bilderdijk, kan men beschouwen als een
belangrijk geestelijk leider en G. Groen van Prinsteren als politieke
voortrekker van deze beweging. Niet iedereen kon zich vinden in het wat
exclusieve karakter van deze groep van "Christelijke vrienden". Ondermeer Jan
de Liefde zocht de mensen op de straat op en stichtte de "Vereniging tot Heil
des Volks" in Amsterdam.
c. Nederland methodisme
Het methodisme heeft als kerkgenootschap nooit vaste voet gekregen in Nederland,
wel heeft haar uitstraling de bedieningen van bepaalde personen sterk beïnvloed.
Ook is er een historisch verband tussen het methodisme en de Vrij Evangelische
Gemeente in Nederland en het Leger des Heils.
i: In Ermelo ontstond van 1855-1856 in de Gereformeerde Gemeente o.l.v. van
Ds. H.W. Witteveen (1814-1884) een opvallende opwekking. Onder de bezielende
prediking van Witteveen, van wie gezegd wordt dat hij de helft van zijn leven
biddend op zijn knieën doorbracht, kwamen velen tot bekering. Er waren
genezingen en zelfs een opwekking uit de dood. Ook vond exorcisme
(duiveluitdrijving) plaats. De sterke wederkomstverwachting leidde uiteindelijk
tot de afzetting van Witteveen. De gemeente onderscheidde zich o.a. door een
grote zendingsijver.
ii: Een ander indrukwekkend gebeuren vond plaats van 1885-1887 in de Vrij
Evangelische Gemeente te Stadskanaal. De centrale figuur hier was ds. Jan Willem
van Petegem (1842-1914)
iii: Het Leger des Heils onstond in 1965, oorspronkelijk als "Christian
Mission" in Oost Londen. William Booth (1829-1912) was ontevreden over het
Methodisme, dat als gevestigde kerk de lagere klasse niet meer bereikte. Op
militaire leest richtte hij een organisatie op met als doel de strijd met Satan
aan te gaan en zielen te reden voor de eeuwighied. Reeds in 1879 telde het Leger
des Heils 127 fulltime evangelisten, 1.000 predikers en 75.000 diensten per
jaar. In Nederland vestigde het L.d.H. zich in 1887 (oorspronkelijk:
Reddingsleger). In 1888 waren er reeds 35 officieren en begon men met de uitgave
de "Oorlogskreet" (later: Strijdkreet).
Les 8: Help God geneest!
a. Excorcisme herontdekt: J. Ch. Blumhardt
Johann Christoph Blumhardt (1805-1880): Geboren te Stuttgart, zendingsleraar te
Bazel (1829-1837), Luthers predikant te Möttlingen (1838-1852) en zielzorger te
Bad-Boll (1854-1880).
Als Luthers predikant streed hij achtien maanden voor de bevrijding van
Gottliebin Ditus. Zij had geregeld aanvallen, waarbij zij bloedde en met
verschillende stemmen sprak. Na een nacht van gebed op kerstmis 1942 werd deze
jonge vrouw dramatisch bevrijd. Blumhardt's juichkreet "Jesus Sieger" (Jezus is
Overwinnar) werd de naam van het blad van de latere Möttlinger beweging. In de
gemeente onstond een opwekking. Vele bevrijdingen en genezingen vonden plaats.
Van alle kanten (ook uit Nederland) kwamen zieken en geestelijk aangevochtenen
tot Blumhardt. Na belijdenis van hun zonden legde hij hun de handen op en
verkondigde in de naam van de Heer vergeving. Het bleek, dat velen van hun
daarna volledig herstel vonden. Deze bediening vond weerstand bij de kerkelijke
leiders en moest in Möttlingen gestopt worden. Als reactie hierop onstond een
Kurhaus in Bad Boll, waar Blumhardt tot zijn door velen zielzorg verleende.
Blumhardt benadrukte de geestelijke genezing, waarvan hij de lichamelijke als
een uiterlijk teken beschouwde. Hij leefde in een sterke eindtijdsbesef. Met de
jeugd te Möttlingen bestudeerde hij reeds de Bijbel tesamen met de krant.
Zijn zoon Christoph Blumhardt (1842-1919) zette het werk van zijn vader voort.
In 1899 trad hij toe tot de socialistische partij omdat hij als Jezus volgeling
"naast de ellendigen en verstotenen wilde staan". Christoph stond wat
sympathieker tegenover de medische wetenschap dan zijn vader. Wel had hij een
even sterke verwachting van de wederkomst van de Heer. In Nederland vinden wij
tot op de dag van vandaag de invloed van de Blumhardt's terug o.a. in het werk
van het pastoraal centrum "De Hezenberg" te Hattem.
b. John Alexander Dowie
Een van de bekendste gebedsgenezers uit de vorige eeuw is de australiër John
Alexander Dowie (1847-1907). Geboren in Schotland -in 1860 naar Austarlië
geëmigreerd. In 1871 werd hij predikant van de "Congregational Church". Toen er
een epidemie uitbrak, werd deze o.a. door zijn gebed tot staan gebracht. Hierna
ontving hij een bediening van genezing. In 1888 ondernam hij een wereldreis,
maar bleef in Amerika steken.
In Chicago ontstond de "Christian Catholic
Church". Bekend waren zijn z.g. "healing homes". Zijn blad "Leaves of Healing"
kreeg internationale bekendheid (ook in Nederland). Vanaf 1897 bediende hij de
volwassendoop, door drievoudige onderdompeling. Op 31-12-1899 ontvouwde hij op
spectaculaire wijze zijn plannen voor de vestiging van een eigen christelijke
stad ten noorden van Chicago. Deze stad "Zion Stad" kwam na een eerste
bloeiperiode (1901-1905) tot verval, mede door het feit dat Dowie zich ging
verheffen (hij riep zich o.a. uit tot Elia). Dowie benadrukte "Redding -
Genezing - Heilig Leven"). Zijn genezingstheologie bevatte de volgende
hoofdpunten:
a. Jezus Christus is nog altijd onze Genezer
b. Onze genezing rust op de verzoening in Jezus Christus
c. Ziekte kan nooit Gods wil zijn
Dowie was radikaal tegen het gebruik van medicijnen.
c. W. Hazenberg
In Nederland werd aan het eind van de vorige eeuw gepropageerd door een zekere
W. Hazenberg. Evenals Dowie verkondigde hij dat gelovigen genezing alleen van
God moesten verwachten. Na een bediening in Zuid Afrika keerde Hazenberg in 1892
terug naar Nederland. In Apeldoorn vestigde hij een geloofshuis "Beth-El"
genaamd. Door zijn extreme standpunten werd hij al spoedig als sectariër
bestempeld en in 1899 keerde hij terug naar Zuid Afrika.
Zijn leer werd verdedigd door lekeprediker R.R. Posthuma uit Hoorn. Zijn
radikale werkwijze voortgezet door o.a. C.R. van Leeuwen te Amsterdam.
d. Evangelisatie en genezing: wat is het verband?
In de vijftiger jaren vinden wij wereldwijd en in Nederland een opleving van de
bediening van genezing. Enerzijds zien wij de zegen, anderzijds zijn er gevaren.
Van belang is dat wij lichamelijke genezing zien in het totale
verlossingsverband. Met Blumhardt wil ik benadrukken dat lichamelijke genezing
bijbels gezien een uiterlijk teken dient te zijn van de geestelijke genezing.
Het moet dus niet om de genezing, maar om de Genezer gaan. Wij moeten daarbij
oppassen niet teveel nadruk te leggen op de genezingen, maar liever op de
bekeringen. Degene die voorgaat in de bediening van genezing dient op te passen,
dat er geen persoonlijkheidsverering ontstaat; beter is het in groepen in
bidden. In medicijnen en medische behandeling kunnen wij ook een Goddelijke
voorziening van genezing zien, mits deze wetenschap gebaseerd is op het
ontdekken en toepassen van Gods schepping en niet occult gebonden is. Overigens
reikt bijbelse genezing veel verder dan het lichamelijke alleen.
Wat leren wij van de bewegingen genoemd in de 7e en 8e les?
a. De Nijkerkse beroerten: Dat Gods Woord krachtig genoeg is om een opwekking te
veroorzaken.
b. Het reveil in de 19e eeuw: Dat een opwekking in elke bevolkingslaag
kan ontstaan, maar dat er een gevaar is dat het tot deze laag beperkt blijft.
c. Nederland methodisme:
i. Ds. H.W. Witteveen
Opnieuw zien wij hier de belangrijke correlatie tussen gebed, opwekking en zending.
ii. Ds. J. van Petegem
Dat wij onverschrokken dienen te zijn in onze opdracht het evang elie te verkondigen.
iii. Leger des Heils
Dat een vaste structuur niet per definitie een opwekking uitsluit. Bij het Leger des Heils zien wij hoe de strakke organisatie,
dit juist in vaste banen leidt.
d. Möttlinger beweging:
Dat genezing en bevrijding een gave is die in de gemeente van Jezus Christus blijvend thuishoort.
e. John Alexander Dowie
Dat een evangelisatie/opwekkings/genezings-beweging rond één individu, kan ontaarden in
persoonsverheerlijking en geestelijke hoogmoed.
f. W. Hazenberg
Dat de genezingsboodschap nooit geïsoleerd
mag worden gebracht. Lichamelijke genezing is een teken dat de waarheid van het
verkondigde evangelie-boodschap bevestigt en staat altijd in het
verlossingsverband.
Les 9: De Pinksterbeweging: herontdekking van de charismata
a. Antecedenten van de Pinksterbeweging
i. Heiligingsbeweging
John Wesley predikte dat Gods genade de mens niet alleen van alle schuld
ontslaat, maar hem ook volledig van alle smet der zonde kan en wil reinigen. Die
radikale heiliging, die zondeloosheid insluit, werd bij Wesley en bij vele van
zijn volgelingen als een tweede werk van genade gezien volgend op de bekering.
Voortbouwend op deze leer ontstond in de tweede helft van de vorige eeuw, in de
Verenigde Staten de z.g. "Holiness-Movement". Evangelisten als Charles Finney en
Dwight Moody (ook: Asa Mahan en Robert A. Torrey) legden hier mede een basis
voor. Specifieke heiligingspredikers waren het echtpaar W. en P. Palmer, J.S.
Inskip, J.A. Wood en W.E. Boardman. Men werkte interkerkelijk, met name in
huissamenkomsten en conferenties. R.P. Smith propageerde de heiligingsleer in
Engeland. T.D. Harford Battersby, predikant te Keswick, nam dit initiatief over
en zo ontstonden vanaf 1875 de bekende "Keswick-conferenties", welke ook door
veel Nederlandse predikanten werden bezocht (o.a. de jonge A. Kuyper). In
Keswick kwam men tot andere accenten: heiliging was meer een bekleding van
kracht en zalving, dam uitroeiing van innerlijke zonde en reiniging. In
Duitsland vond deze leer veel weerklank in de kringen van de interkerkelijke
"Gemein schaftsbewegung". In de Verenigde Staten groeide de beweging uit tot een
eigen kerkrichting. In de periode 1895-1905 ontstonden vele denominaties. In
1895 begon de heiligingsprediker B.J. Erwin, dat er naast het tweede werk van
genade (heiliging) een derde werk was ... de doop met de Heilige Geest en vuur.
Dit laatste werd vooral gezien als een emotionele/ingrijpende ervaring, die het
bereiken van de staat van heiligheid bevestigde.
ii. Opwekking te Wales
Deze opwekking kwam in een tijd van toenemende vrijzinnigheid in de theologie,
dat zelfs in de Baptistenkerken ver doordrong. Er ontstond hierover een diepe
scheiding tussen de kerkleiders, ook in Wales. Het verlangen naar een opwekking
groeide. God gebruikte hier de jonge Evan Roberts (1878-1951) voor. Roberts kwam
uit een mijnwerkersgezin te Loughor bij Swansea. Als twaalfjarige moest hij met
zijn vader mee de mijn in. Zijn bijbel had hij altijd bij zich. Vier avonden per
week bezocht hij de bidstonden. Tien jaar lang bad hij voor een opwekking en las
daar al het mogelijke over. Na dertien jaar van gebed ontving hij in 1904 de
doop met de Heilige Geest. Dit veranderde zijn leven radikaal. Drie maanden lang
voelde hij zich opgenomen in de derde hemel. Na twee maanden stopte hij zijn
theologische studie en ging in oktober 1904 terug naar zijn oude woonplaats.
Hij kreeg de gelegenheid om te prediken, maar huilde en bad meer. De
samenkomsten bestonden 3/4 uit zang. Van overal stroomden de mensen toe. R.B.
Jones omschreef de gebeurtenissen als volgt:
Een gevoel van de aanwezigheid van de Heer was overal. Het vervulde, nee het
schiep de geestelijke atmosfeer. Het deed er niet toe waar men heenging. Het
bewustzijn van de wezenlijkheid en de nabijheid Gods ging mee. Alhoewel het
vanzelfsprekend ervaren werd in de opwekkingssamenkomsten bleef het geenszins
daartoe beperkt. Het werd ervaren in de huizen, op de straten, in de mijnen en
fabrieken, op de scholen, ja zelfs in de theaters en de drinkgelegenheden. Het
vreemde gevolg was, dat waar men ook kwam, er een plaats van eerbied was en de
plaatsen van amusement en vermaak praktisch leeg raakten. Veelvuldig kwam het
voor dat mannen in de café's drank bestelden en dan op hun hakken omdraaiden en
de drank op de bar onaangeroerd lieten. Het gevoeld van aanwezigheid van de Heer
was zo reëel dat het de arm die het glas wilde optillen, verlamde. Voetbalclubs
werden ontbonden omdat de leden grotere vreugde vonden in het getuigen van de
Heer dan in de wedstrijden. De theaters en schouwplaatsen werden plaatsen van
lofprijzing en gebed.
Het verloop van de opwekking was onweerstaanbaar. Elke dag waren er ochtend-,
middag- en avondbijeenkomsten. Geen kerk of zaal was groot genoeg. De verslagen
ervan waren de hoofdartikelen in de krant. Zo snel als deze gekomen was, zo snel
verdween deze. Evan Roberts had de Heer gebeden één jaar de hel te sluiten en zo
gebeurde. De rest van zijn leven wijdde Roberts vooral aan het gebed. Bekende
mannen als Johannes de Heer (1886-1961) bezochten de opwekking, maar ook latere
pinksterleiders als A.A. Boddy, George en Stephen Jeffreys en Donald Gee.
b. Ontstaan van de Pinksterbeweging
i. Evangelistenschool te Topeka o.l.v. Charles F. Parham
Charles F. Parham (1873-1920) kan als de theologische vader van de
pinksterbeweging worden beschouwd. Helaas was zijn leven niet in alle opzichten
zuiver (zo was hij aanhanger van de Ku Kux Clan). In 1898 opende hij een
geloofshuis te Topeka, Kansas. Daar opende hij in oktober 1990 een kortstondige
evangelistenopleiding met de bijbel als enige tekstboek (Bethel Bible College).
Het programma bestond uit: bijbelstudie, gebed en evangelisatie. In december
1990 gaf hij zijn studenten de opdracht om in de bijbel, met name het boek
Handelingen, te ontdekken wat het teken van de doop met de Heilige Geest was. De
conclusie was eensluidend: Het spreken in talen! De studenten gingen hiervoor
vasten en bidden. Op 1 januari 1901 ontving Agnes Ozman deze ervaring als
eerste, enkele dagen later vele anderen waaronder Parham zelf. De kranten
berichtten hier uitvoerig hierover, zij het meestal spottend. Voor zover bekend
was de opwekking in Topeka de eerste, waarbij het spreken in talen als het
uiterlijke teken van de doop met de Heilige Geest werd gezien. Deze exegese werd
een gewichtig leerstuk in de opkomende pinksterbeweging.
ii. Azusa Street on Fire!
Aangespoord door de berichten uit Wales baden vele gelovigen in Los Angeles voor
een uitstorting van Gods Geest over hun stad. Begin 1906 arriveerde daar William
J. Seymour (1855-1920), die was uitgenodigd om in een zwarte "Holiness Church"
te spreken over de doop met de Heilige Geest. Seymour was een leerling van
Parham en koppelde deze ervaring aan het spreken in talen. Zijn boodschap werd
niet ontvangen en hij werd buitengesloten. Enkele van zijn aanhangers bleven
samenkomen in Bonnie Brae Street. Tijdens de bidstonden daar begon de Geest
machtig te werken. Op 9 april 1906 werden de eersten gedoopt in de Geest. Drie
dagen later ontving Seymour deze zegen zelf. Door de toeloop moest worden
uitgeweken naar een grotere ruimte. In Azusa Street 312 betrokken zij een
voormalige Methodistenkerk, dat toen dienst deed als stalhouderij en pakhuis.
Tussen afval en puin werd een plek vrijgemaakt. De "banken" bestonden uit holle
vaten en oude planken. Twee op elkaar gestapelde kratten vormden de preekstoel.
Drommem mensen stroomden toe. Aanvankelijk alleen zwarten, maar al spoedig ook
blanken. Later zelfs blanke predikanten uit het zuiden die moesten erkennen dat
dit een werk Gods was.
Drie jaar lang werden hier onafgebroken samenkomsten gehouden. Drie keer per dag
en daar tussendoor, dag en nacht, bidstonden, Vele werden genezen en bevrijd.
Hun gratis uitgegeven krant "The Apostlic Faith" verspreidde de boodschap
wereldwijd.